Vandaag zijn we in het hoge noorden en wel in de provincie Groningen. We nemen een kijkje in de geschiedenis van deze provincie. We verdiepen ons in de eerste landbouwers, het verdronken land, de Groninger scheepvaart, champagnejaren en de gasbel van Slochteren. Laten we maar snel beginnen…

Krentjebrij is Groningers erfgoed

We beginnen met een echt lekkernij uit Groningen namelijk Watergruwel of Krentjebrij, “you love it or you hate it”. Het is een nagerecht met veel bessensap, dat zowel koud als warm wordt gegeten.

De eerste landbouwers in Groningen

Rond 3000 jaar v. Chr. komen de eerste landbouwers. Zij kappen stukken bos en leggen er akkers aan. Deze landbouwers bouwen van grote stenen, die na de ijstijd zijn achtergebleven, hunebedden. Vanaf 3400 v.Chr. bouwden boeren in Drenthe, maar ook in het noorden van Duitsland en in Denemarken, deze graven van enorme zwerfstenen uit de ijstijd. `De hunebedden waren bestemd voor een beperkte groep, maar het is niet duidelijk wie er nu wel in werd begraven en wie niet,’ zegt hunebeddendeskundige Jan Albert Bakker, archeoloog aan de Universiteit van Amsterdam. `De rest kwam terecht in wat wij “gewone vlakgraven” noemen.’

Het verdronken land

In de vijftiende eeuw hadden de inwoners van het Oldambt vaak te maken met wateroverlast. De dorpen waren al verhuisd naar hoger gelegen plaatsen. Dijken waren niet erg sterk en het water van de Dollard rukte steeds verder op. Tot in 1507 de Dollard zijn grootste omvang bereikte. De Cosmas- en Damianusvloed van twee jaar later bracht de genadeslag. Stukken veen sloegen los en kustdorpen gingen verloren. Het ontstaan van de Dollard is omgeven met verhalen over stormvloeden die als een straf van God aan het Oldambt werden opgelegd. De profetieën van Jarfke zijn hier een voorbeeld van.

De Groninger scheepvaart

Het tussen 1866 en 1876 aangelegde Eemskanaal verbindt de stad Groningen – via het Winschoterdiep en het Van Starkenborghkanaal – met Delfzijl (de Eems). Vooral Delfzijl zal, meer dan de Stad, voordeel hebben van het kanaal. Vanaf het begin van de 20e eeuw profiteert Delfzijl optimaal en wordt een levendige havenstad. Industrialisatie en modernisering in de landbouw zorgen voor grote aanvoer van kolen en cokes uit Engeland, ijzer uit Duitsland en kunstmeststoffen (salpeter) uit Zuid-Amerika. Aardappelen, aardappelmeel en strokarton vinden hun weg naar het buitenland, vooral naar Engeland. Langs de kanalen in Oost-Groningen wonen verscheidene zeelieden en scheepsbouwers.

Rond 1900 heeft de zeilvaart zijn beste tijd gehad. Maar in de jaren ’20 van de vorige eeuw krijgt de scheepvaart een nieuwe impuls door de introductie van de Groninger ‘kuster’ of ‘coaster’. Dit motorvaartuig heeft een behoorlijk laadvermogen en een geringe diepgang. Internationaal is er geen schip dat handiger kan manoeuvreren, dan de boten die zijwaarts van de Groninger hellingen glijden. In de naoorlogse jaren lijkt de zeevaart zijn glorietijd te kunnen doorzetten, maar schaalvergroting en de internationale vraag naar grotere schepen dan die men aan de kades van het Winschoterdiep kan produceren, zorgen voor neergang.

De Champagnejaren

Na de verwoestende veepest in de tweede helft van de 18e eeuw is het inzaaien van graan veel goedkoper dan de aanschaf van een nieuwe veestapel. Ook de intensivering van de landbouw stimuleert de overgang. Met de overstap van veeteelt naar akkerbouw breken er voor de Groninger boeren gouden tijden aan.

Vanuit Engeland, Duitsland en België is er een toenemende belangstelling en vraag naar Groninger landbouwproducten. De Krimoorlog (1853-1856) zorgt voor een verminderde graantoevoer uit Rusland. Daardoor neemt de vraag naar Gronings graan toe en stijgt de graanprijs. Ook door de toenemende wereldhandel maakt de Groninger economie een enorme opleving door. Met schuren als kathedralen, voorhuizen als paleizen en in Engelse landschapsstijl aangelegde tuinen, leven Groninger boeren als koningen op hun land. Het lijkt of alles goud is wat er blinkt en er alleen champagne uit de glazen vloeit. Maar de ongekende rijkdom van de boeren heeft ook een keerzijde. Hun arbeiders leven in bittere armoede. De sociale tegenstellingen zullen in de loop der tijd alleen maar toenemen.

De Gasbel van Slochteren

Op 22 juli 1959 wordt op het land van boer K.P. Boon in Kolham (gemeente Slochteren) aardgas aangeboord. De enorme omvang van dit gasveld wordt pas enkele jaren later duidelijk, het op twee na grootste ter wereld. Op 6 april 1963 wordt de N.V. Nederlandse Gasunie opgericht. Aanvankelijk is het kantoor van het bedrijf, waarvan Shell, Esso, Energiebeheer Nederland en de staat aandeelhouders zijn, gevestigd in Scheveningen. In 1968 verhuist het hoofdkantoor naar Groningen, van waaruit ook al de distributie plaatsvond.

In 1994 krijgt de Gasunie zijn markante gebouw aan de rand van het Stadspark. Tot in de jaren ’70 is men bezig met de aanleg van het aardgasdistributienet. Ironisch gezien is een deel van de mensen die op de ‘bel’ wonen, één van de laatste die worden aangesloten. Het succes van de naoorlogse Nederlandse economie is voor een groot deel te danken aan het Groningse aardgas. Er komt echter maar een klein percentage van de aardgasbaten in Groningen terecht.

Anno 2021: Helaas heeft al dat aardgas winnen veel verwoest aan vele huizen in Groningen en zijn ze al een tijdje aan het procederen met de overheid, over wie voor deze kosten gaat opdraaien?