Spoorwegnetten zijn er over de hele wereld te vinden. Ze zijn niet allemaal tegelijk aangelegd en er zijn veel verschillen in de manier van opzet en de technische details. Wie kent niet het verhaal van de eerste trein in Nederland. Het eerste spoor in Noord-Holland, waar nog met een afwijkende spoorwijdte werd gewerkt. De spoorwijdte is wereldwijd vanaf het eerste begin een wisselend gegeven geweest. Dit leidde tot een terugkerend probleem: de ene spoorlijn op de andere aansluiten.
Vele landen hebben een min of meer ‘rijke’ historie als het gaat om de introductie van spoorwegen, netten en treinen. Niet alleen als het gaat om goederenvervoer, maar ook personenvervoer. In Amerika heeft men het zelfs over een ‘Golden Age of railroading’. Dit zou slaan op een periode van 1880 tot 1920. De gouden treineneeuw hield rond de jaren twintig op te bestaan. Dit kwam uiteraard door de opmars van het wegvervoer en kort daarna ook het luchtvervoer. Een eerste stoomlocomotief werd in 1826 al getest in Hoboken, New Jersey. Later zou de initiatiefnemer, ene Colonel Stevens, de Pennsylvania Railroad stichten en daarmee één van de eerste spoorwegmaatschappijen starten.
Nederland en de verschillende spoorwegnetten
Nederland kent een interessante en gevarieerde geschiedenis als het gaat om spoorwegnetten en treinen. Spoorwegnetten werden voor het eerst in Nederland aangelegd in 1839. Twee jaar daarvoor werd met dat doel de Hollandsche IJzeren Spoorweg Maatschappij (HIJSM) opgericht. Uiteindelijk zou het echter nog tot 1860 duren voordat er een grootschaliger spoorwegnet gebouwd zou worden. In dat jaar namelijk werd er door het kabinet een wetsvoorstel ingediend voor de aanleg en exploitatie van de Noorder- en Zuiderspoorweg. Dit leidde al vrij snel tot de val van het toen zittende kabinet. Het opvolgende kabinet Van Hall-Van Heemstra bracht de wet alsnog in stelling. Deze ontwikkeling zette aan tot het oprichten van meerdere particulieren exploitanten. Een ontwikkeling die in andere Europese landen minder aan de orde was. Hier ontfermde de overheid zich over de spoorwegen.
Spoorwijdtes
Het ging dus vanaf het begin allemaal al niet zonder slag of stoot. Later bleek ook dat men niet direct gericht had op een vorm van gelijkheid tussen systemen – in dit geval de breedte van het spoor. Waar de Engelsen een spoorwijdte hadden bedacht van maar liefst 2140 millimeter, vonden de Nederlanders een spoorwijdte van 1945 millimeter een logischer keuze. Hoewel een spooraansluiting met de Engelsen niet direct voor de hand lag, kwam men toch tot de conclusie dat de keuze voor een spoorbreedte van 1435 millimeter beter was geweest.
‘Normaalspoor’
Dit was door de Duitsers gekozen onder de noemer ‘normaalspoor’. Vanaf het moment dat men de koppeling wilde gaan maken met het Duitse spoor, is men in Nederland de spoorlijnen ook op de ‘normaalspoor’ gaan bouwen. In de periode tot 1866 werd al het resterende breedspoor omgebouwd tot normaalspoor.
Over de hele wereld zijn er zeer diverse spoorwijdtes bedacht en gebruikt voor korte of langere tijd. In Amerika was een tijd lang een spoorwijdte van 1524 millimeter gebruikelijk, maar al gauw werd wereldwijd de spoorwijdte steeds kleiner.
In Nederland had men niet alleen voor een afwijkende spoorwijdte gekozen. Men liep relatief gezien ook behoorlijk achter de feiten aan. In omringende landen was men al eerder begonnen met het aanleggen van spoorwegen op initiatief van de overheden. Toch realiseerde men zich in Nederland wel welk belang er was om een goed spoorwegnet te bouwen. Als gevolg van de Belgische opstand in 1830 had België al snel een voorsprong op ons land. In 1835 reed er al een trein tussen Brussel en Mechelen. In 1843 had men verbinding gemaakt met het Duitse spoorwegennet.
Gekeken naar de grootte van het land en de vele individuele initiatieven voor de aanleg van spoorwegen en spoorwegnetten, kun je stellen dat Amerika nog de meest interessante geschiedenis heeft op dit gebied. Het spoor, de netten én de trein hebben wereldwijd bovendien een grote rol gespeeld in oorlogstijden.