In de Gouden Eeuw werd geacht dat elke Nederlander gereformeerd was. Alle kerken werden in beslag genomen. Waarna rijke katholieken zelf kerken gingen bouwen. Zogenaamde schuilkerken. Dit was een onherkenbaar kerkgebouw, waar groepen stiekem samen kwamen om hun geloof te uiten. Lees in onze blog meer over deze gebouwen…

Elke Nederlander gereformeerd

Hoewel de Gouden Eeuw de geschiedenis is ingegaan als tolerant, was er alleen godsdienstvrijheid voor de calvinistische Gereformeerde kerk. Er werd geacht dat elke Nederlander gereformeerd was. Rooms-katholieken, oudkatholieken, remonstranten, lutheranen en doopsgezinden werden niet getolereerd. Enkel buitenlanders mochten vrij hun eigen geloof uitoefenen. Zo werd bijvoorbeeld het Jodendom wel geaccepteerd. In het zuiden van het land was de situatie rond de reformatie weer heel anders. Soms leek het hier haast omgekeerd. Want in bepaalde delen werd de Katholieke kerk als officieel erkend.

Schuilkerken

Omdat alle kerken in beslag werden genomen, gingen rijke katholieke gelovigen zelf kerken bouwen. Deze werden schuilkerken genoemd. Een schuilkerk was in theorie een onherkenbaar kerkgebouw. Groepen kwamen hier stiekem samen om hun geloof te beoefenen. Schuilkerken kwamen in grote delen van Nederland voor. In de steden waren ze vooral in huizen en pakhuizen gevestigd. Op het platteland had het doorgaans het uiterlijk van een schuur en werd daarom ook wel schuurkerk genoemd. De kerken hadden in het begin een erg voorzichtige inrichting. Later paste dit zich aan naar de smaak van die tijd. Dit sloot voornamelijk op barok aan.

Schuilkerken: Gertrudiskapel Utrecht

Schuilkerk Gertrudiskapel te Utrecht – Pepijntje CC-BY-SA-3.0

Recognitiegelden

Later begon er steeds meer tolerantie te ontstaan vanuit de calvinisten ten opzichte van andersgelovigen. De overheid begon in te zien dat het onmogelijk was iedereen tot de Gereformeerde kerk toe te laten treden. In eerste instantie werden schuilkerken oogluikend toegestaan. Later speelden de overheid economisch in op de situatie. Wanneer er recognitiegelden betaald werd, zou er een officiële vergunning voor de (schuil)kerk worden verleend. Een flinke smak geld, die verder niet heel veel rechten opleverde. De schuilkerk mocht van buiten namelijk op geen enkele manier herkenbaar zijn als kerk. Bovendien mochten de kerkgangers niet via een openbare weg het gebouw betreden. En klokgelui was uit den boze.

Godsdienstvrijheid

Uiteindelijk zorgde de komst van de Fransen, eind 18e eeuw, voor de invoer van godsdienstvrijheid. De katholieken mochten weer echte kerken bouwen. Toch zijn vooral in het westen van het land veel schuilkerken nog lang in gebruik gebleven. Uiteindelijk zijn de meeste schuilkerken gesloopt of onherkenbaar verbouwd. Nederland kent nog zo’n dertig voormalige schuilkerken. Sommige zijn grondig gerestaureerd en andere hebben een geheel andere bestemming gekregen.