Donderdag 1 februari is het precies 65 jaar geleden dat de watersnoodramp grote delen van Zuidwest-Nederland trof. Wij blikken terug op deze rampzalige stormvloed waarbij meer dan 1800 mensen om het leven kwamen.
Ongehoorde waarschuwingen
Op zaterdag 31 januari stak er een stevige wind op. De Stormvloedseindienst maakte een melding van de opkomende ‘zeer zware noordwesterstorm’. Helaas maakte deze waarschuwing weinig verschil, want veel waterschappers waren niet geabonneerd op deze dienst. Ook op de radio werd gewaarschuwd voor ‘gevaarlijk hoogwater’. Dit bericht werd eveneens door velen niet gehoord, aangezien niet iedereen een radio tot zijn beschikking had.
Dijken breken door
Door de springtij kwam in de nacht van 1 februari 1953 het water nog hoger te staan. Nadat de massa’s water van de vloed urenlang op de zwakke en vaak te lage buitendijken hadden gebeukt, ging het mis. Tussen vier en zes uur ‘s nachts braken de dijken door in Zeeland, West-Brabant en op de Zuid-Hollandse eilanden. Het water stroomde vervolgens zo snel de polders in dat in sommige dorpen binnen een half uur twee tot drie meter water stond. Veel families vluchtten naar hun zolder. Sommigen hingen urenlang aan hun dakgoot en anderen werden gegrepen door het water en verdronken.
Op zondagmiddag 1 februari werd het nog erger toen er een tweede vloedgolf aankwam. Omdat de dijken al waren gebroken, kwam het water hierdoor nog hoger te staan. Veel huizen die nog stonden na de eerste vloedgolf, stortten alsnog in. De tweede vloedgolf maakte de meeste slachtoffers.
Reddingacties
Al snel werden verscheidene reddingsacties op touw gezet. Mensen zwommen met touw om hun middel urenlang door het koude water om mensen te redden. Iedereen met een boot zocht naar overlevenden. De Doesburgse zeilvereniging redden bijvoorbeeld op één dag van 266 mensen het leven. Ook amateur radiozenders speelden een belangrijke rol, doordat ze vanaf de rampplek contact hielden met de hulpverleners, die daardoor beter hun werk konden doen. Uiteindelijk werden er helikopters ingezet om mensen van daken af te halen.
Gevolgen watersnoodramp
In Nederland kostte de ramp aan 1836 mensen het leven. Daarnaast veroorzaakte de vloed in Zuidwest-Nederland grote schade aan de veestapel, woningen, gebouwen en infrastructuur. Zo’n 100.000 mensen verloren hun huis en bezittingen. Tienduizenden dieren verdronken, 4500 huizen en gebouwen werden verwoest en 200.000 hectare grond kwam onder water te staan. Het Zuid-Hollandse dorp Oude Tonge was de plaats waar de meeste slachtoffers vielen: 305 doden. Voor veel overlevenden uit de getroffen gebieden vormen de herinneringen aan de ramp een levenslang trauma.
Deltawerken ingezet
In de jaren voor de watersnoodramp was al duidelijk geworden dat de dijken niet hoog en stevig genoeg waren om hoge waterstanden tegen te houden. Door de Tweede Wereldoorlog en de wederopbouw daarna, kon men moeilijk geld vrijmaken voor het ophogen van de dijken. Pas eind januari 1953 kwam de stormvloedcommissie met een eerste rapport met afsluitingsplannen voor de grotere zeearmen. Enkele dagen later sloeg het noodlot echter al toe. Om te voorkomen dat ooit nog eens zo’n ramp zou plaatsvinden, werd na de watersnoodramp snel begonnen met de Deltawerken. Alle zeegaten tussen de eilanden werden met dammen afgesloten. De zee- en rivierdijken werden versterkt. En er kwam een stormvloedkering in de Hollandse IJssel.