15 maart is het weer zover – de Tweede Kamerverkiezingen. Om verkozen te worden in de Tweede Kamer moet men zich verkiesbaar stellen. In deze blog vertellen wij meer over het ontstaan van de Tweede Kamer, en hoe de leden werden gekozen.
De Staten-Generaal
In 1419 kwam de Bourgondische hertog Jan zonder Vrees door een moordaanslag om het leven. Hij werd opgevolgd door zijn zoon Filips, die uitgeroepen werd tot Filips III van Bourgondië. Filips, ook wel de Goede genoemd, begon meer aandacht te besteden aan de organisatie van het hertogdom. Hij wilde de samenhang van de Nederlanden bevorderen en de belastingheffing vereenvoudigen. Om dit te verwezenlijken, richtte hij een centraal gezag over alle gewesten op – de Staten-Generaal. Hierin zaten de vertegenwoordigers van de 17 Bourgondische landsdelen van de Lage Landen.
In 1464 werden de Staten voor het eerst bijeengeroepen te Brugge. Tijdens dit overleg wilde hij maatregelen treffen wie hem zou vervangen als hij op kruistocht was. Dit was belangrijk, aangezien hij op slechte voet stond met zijn zoon Karel de Stoute. In de jaren daarna kwam de Staten steeds vaker bij elkaar. Eerst alleen wanneer de vorst dit wilde, later ook op eigen initiatief om dringende zaken te bespreken. Vanaf 1588 veranderde de samenstelling van de Staten en bestond het uit de zeven Verenigde Provincies van Nederland. Zij begonnen een grotere politieke rol over te nemen.
Het ontstaan van de Tweede Kamer
De Staten-Generaal zijn sinds 1814 de volksvertegenwoordiging, ofwel het parlement, van Nederland. In 1815 werd een tweekamerstelsel ingevoerd, wat leidde tot het ontstaan van de Tweede Kamer en Eerste Kamer. Bij dit stelsel moet een wetsvoorstel door beide kamers worden goedgekeurd. Eerst door de Tweede kamer en vervolgens door de Eerste kamer. De Tweede Kamer bestond in die tijd uit 110 leden – 55 uit het Noorden en 55 uit het Zuiden. Zij werden door de Provinciale Staten gekozen. De Eerste kamer, bestaand uit 40 tot 60 leden, werden benoemd door de koning.
Grondwet van 1848
Na de Grondwet van 1848 had de Tweede Kamer één lid per 45.000 inwoners. Tot op de dag van vandaag vormt deze grondwet de basis van de Nederlandse parlementaire democratie. De Tweede Kamerleden werden gekozen volgens het censuskiesrecht. Waarbij de inwoners die voldoende belasting betaalden, mochten stemmen. Censuskiesrecht betekent dat het vermogen bepaalt of een persoon wel of niet mag stemmen. Vanaf 1917 werd de Tweede Kamer volgens het algemeen kiesrecht voor mannen gekozen. Hierbij werd niet meer gekeken naar het vermogen, maar mocht iedere mannelijke burger stemrecht uitoefenen. Mits je boven een bepaalde leeftijdsgrens behoorde.
Al snel – vanaf 1919 – kwam er ook een algemeen vrouwenkiesrecht. Dit betekende dat nu iedereen vanaf een bepaalde leeftijd het recht had om te stemmen. In 1956 werd besloten het ledental van de Eerste en Tweede Kamer verder uit te breiden. Zodat alle dossiers beter konden worden verdeeld en de nieuwe verantwoordelijkheden, bijvoorbeeld binnen de Europese Gemeenschap, konden worden opgevangen. Sindsdien bestaat de Eerste Kamer uit 75 leden en de Tweede Kamer uit 150 leden.